.jpg)
.jpg)
RIJKSPOLITIE ALGEMEEN
VERHALENBUNDEL "BROMSNOR"
Henk Poelakker vond na het overlijden van zijn vader kopieën van processen-verbaal uit vervlogen tijden. Poelakker sr. was actief bij de Rijkspolitie in Losser. De inhoud van de vondst werd een inspiratiebron om verhalen te schrijven.
Verhaal 4. Kleine vergrijpen.
1956. Uit het logboek van Bromsnor noteren we enkele, voor dietijd, opvallende zaken. We citeren: “Nog maar net begonnen aan de avonddienst, dit keer met de Opperwachtmeester als collega, houden we ter hoogte van de Oude Toren een bestuurder aan van een bromfiets van het merk ‘Mosquito’. Ik zie als agent al snel dat niet ieder wiel is voorzien van een deugdelijke handrem, iets wat de wet voorschrijft. De bromfiets blijkt slechts over een terugtraprem te beschikken. Gerard K. verklaart: “Ik ben inderdaad de eigenaar van deze bromfiets en wist niet dat ieder wiel voorzien moest zijn van een rem. Ik accepteer een bekeuring.” In het proces-verbaal eindig ik de officiële verklaring met ‘de verbalisant wenst voor deze overtreding te schikken’.
Samen met de collega doen we een dorpsronde en rond de klok van half tien in de avond zien we een fietser rijden op een steegje nabij de dorpssmid dat gesloten is voor alle verkeer. We houden de bestuurder staande die het volgende verklaart: “Ik heb altijd al over deze weg gereden en nooit geweten dat dit nu opeens niet meer mag. De door u genoemde borden heb ik niet gezien. Ik ben niet van plan een bekeuring te betalen want ik heb het gevoel dat de borden er zo maar opeens zijn neergezet. Ik wil de zaak voor laten komen.”
Later op de avond, zo rond 23.30 uur, zien we vanuit de richting Oldenzaal een tweewielig rijwiel met hulpmotor van het merk Solex aan komen rijden. De berijder van deze Solex had een bestuurder van een fiets op sleeptouw; zij hield met haar linkerhand de rechterschouder vast van de Solex-berijder. Door middel van mijn zaklantaarn gaf ik de bestuurder een stopteken. Hij legitimeerde zich als Joannes G., geboren in 1928 en verklaarde het volgende: “Ik wist niet dat het verboden was om als bestuurder van een bromfiets een fietser voort te bewegen. De dame die ik op sleeptouw had, is mijn verloofde. We komen zojuist van een bruiloft bij café Dunhof en om eerder thuis te zijn, mocht ze mijn schouder vasthouden. Ik zal de bekeuring betalen, wel jammer van het geld.”
Niet veel later besluiten collega en ik nog een controle te houden op de sluitingstijden van horecagelegenheden. Als eerste belanden we bij Bernhardus O.B. die achter de bar (ook wel ’t schap of ’t buffet genoemd) staat en in gesprek is met drie gasten die op krukken vóór het buffet zitten. Op de vraag waarom er na sluitingstijd (23.00 uur) nog mensen in het café aanwezig zijn, weet eigenaar Bernhardus te melden: “Ik heb mijn gasten al meermalen gezegd dat ze het pand dienen te verlaten. De aanwezigen zijn geen familie van mij en zijn ook niet in dienst van mijn bedrijf.” Dezelfde vraag stellen we aan de gasten die allerlei redenen noemen. Gast 1: “Ik ben zojuist het café binnengegaan om enkele worstjes te kopen aangezien ik merkte dat we geen beleg meer in huis hebben en ik kan mijn man morgenochtend toch niet naar het werk sturen met een kale boterham?” Gast 2: “Ik heb vanaf de officiële sluitingstijd drie biertjes gedronken. Wel wil ik nog zeggen dat de eigenaar meerdere keren heeft gezegd dat we moesten vertrekken.” Gast 3: “Ik zag nog licht branden en dacht er goed aan te doen om de eigenaar te wijzen op de aanstaande sluitingstijd. Bernhardus bood me daarop een consumptie aan die ik bijna opgedronken heb.” De Opperwachtmeester is in een goede stemming en wil geen bekeuringen uitdelen maar sommeert de aanwezigen wel om te vertrekken. Bernhardus schenkt ons als dank een borrel in welke wij ons, nadat de gasten vertrokken zijn, goed laten smaken.
Naar > index verhalenbundel "Bromsnor"