.jpg)
.jpg)
RIJKSPOLITIE ALGEMEEN
VERHALENBUNDEL "BROMSNOR"
Henk Poelakker vond na het overlijden van zijn vader kopieën van processen-verbaal uit vervlogen tijden. Poelakker sr. was actief bij de Rijkspolitie in Losser. De inhoud van de vondst werd een inspiratiebron om verhalen te schrijven.
Verhaal 2. Wat heeft u hierop te zeggen.
1957. Als agent besef je dat je meer bent dan iemand die alleen maar bekeuringen uitdeelt. Toch spreekt je leidinggevende jou erop aan als je maar weinig bonnen uitschrijft. Vandaag is het tijd voor een snelheidscontrole. Samen met twee collega’s legt Bromsnor een soort start- en finishlijn op straat. Bij de startlijn staat de eerste collega die met zijn arm naar beneden zwaait zodra een auto die lijn passeert; op dat moment drukken zowel hij als de tweede collega die bij de finishlijn staat (100 meter verderop)de chronometer in. Als een bestuurder 7,2 seconden over die honderd meter doet, heeft hij een snelheid van 50 km/uur. Iedere bestuurder krijgt 10% ‘voordeel’ wat neerkomt op het volgende: wie die honderd meter sneller aflegt dan in 6 seconden, rijdt te hard. Bromsnor staat als derde agent een paar honderd meter voorbij de finishlijn en laat iedere auto stoppen. De bestuurder mag zijn rijbewijs en autopapieren laten zien en in die tussentijd hebben de collega’s uitgerekend of de snelheid is overschreden.
“Goedemorgen, mag ik uw papieren even zien”, aldus begroet Brom zijn toekomstige slachtoffers. Al bladerend in de paperassen vraagt hij, om nog wat tijd te rekken, waar de reis naar toe gaat. Inmiddels komt een van de collega’s aanlopen en vertelt dat meneer de honderd meter in 5,2 seconden heeft afgelegd. Omgerekend betekent dat hij een snelheid had van 69,2 kilometer. Te hard gereden dus. “Meneer Brinkmans, heeft u hierop iets te zeggen?”, vraagt Bromsnor met sonore stem. Aarzelend zegt de beste man: “Ik weet dat ik binnen de bebouwde kom niet harder dan 50 km mag rijden. Ik heb het bord wel gezien en ook wel snelheid geminderd maar kennelijk niet voldoende. Stom van mij. Het enige wat ik als argument kan aandragen is dat ik snel thuis wilde zijn.” De man krijgt te horen dat er proces verbaal zal worden opgemaakt en dat hij via de rechtbank bericht krijgt over de hoogte van de boete. “Goede reis verder.” De chauffeur draait zonder morren, zonder scheldwoorden of verwijten het raampje dicht en rijdt rustig weg.
’s Avonds heeft Bromsnor opnieuw dienst en fietst hij het dorp in. Een rustige avond, geen ongerechtigheden. Als hij zich voorbereidt om naar huis te fietsen, hoort hij om 23.45 uur een luid zingend en lallend persoon. “Halt, Rijkspolitie”, klinkt het door de donkere nacht. “Waarom zingt u nog zo laat op straat en mag ik vragen wie u bent?” De beste man houdt zijn pas in maar heeft moeite om echt stil te staan. Hij vertelt dat hij Bernhardus M. heet, geboren in december 1931. “Bernard, luister. Heb je vergunning om nog zo laat zingend over straat te gaan? Kun je misschien een ontheffing van de Burgemeester laten zien?” Een glazige blik richting veldwachter, een wankelende Bernhard die zich vasthoudt aan de fiets van Brom om niet om te vallen. En dan met dubbele tong: “Nee, dat heb ik niet.” Zingend, lallend en dus dronken over straat gaan is volgens de artikelen 431 en 451 verboden en dus krijgt hij een bekeuring. Het blijkt dat hij nog slechts een paar straten moet gaan en Brom stelt voor om hem naar huis te brengen. Met de fiets aan de hand wordt de vrolijke Bernard naar zijn woning begeleid. De achterdeur is, net als bij vrijwel iedereen in het dorp, nog open. “Zo kerel, je bent thuis. Snel naar bed en tot ziens.” Dan gebeurt er iets onverwachts. Bernard kust Brom op zijn wang. Die is echt lam, denkt de veldwachter als hij weer op zijn fiets stapt, met zijn linkerhand het kwijl van zijn wang vegend.
Naar > index verhalenbundel "Bromsnor"