Skip to main content


RP Logo ster 80 (VV)RP Logo ster 80 (VV) HISTORIE KORPS RIJKSPOLITIE
UIT HET ARCHIEF VAN
 H. (Henny) Ynema.


Uit het levenserhaal van HENNY YNEMA:
Bij de politie in oorlogstijd, Lochem - Apeldoorn 1940 - 1945

Vandaag, 1 augustus 1940, ben ik begonnen als tijdelijk rijksveldwachter bij de Politie.
Ik heb me gemeld bij de Brigadecommandant van de Rijksveldwacht, FRIELING, die me erg vriendelijk begroette. Zelfs merkte hij op, dat mijn naam niet met IJnema (op z'n Hollands), maar met Ynema moest worden uitgesproken, dit paste ook beter bij mijn Friese afkomst.
Bij deze "officiële" melding vertelde hij, dat er voor een kosthuis was gezorgd. Hier werd ik ondergebracht bij een, tengevolge van zijn leeftijd gestopte bakker met een, al niet meer jonge dochter. Ook trof ik bij hen een prachtige Duitse herder, waarmee ik meteen goed op kon schieten en bij het uitlaten al gauw lange wandelingen in de omgeving maakte. Mijn uniform moest ik toen noodgedwongen blijven dragen en had daarbij dan een bandje met het opschrift "POLITIE" om de rechterarm...
In de loop van de tijd had ik al kennis gemaakt met enkele leden van de brigade, onder andere met een oudere collega, MINEE. En ook met de gemeenteveldwachter DE VRIES in Barchem. Vooral van MINEE, waarmee ik al gauw op surveillance werd gestuurd, heb ik erg veel geleerd. Hij maakte me bekend met alles, waarmee ik als vreemde eend in de bijt te maken kreeg. Ook maakte hij me bekend met foefjes van wildstropers. Deze bedienden zich tijdens deze stroperij van het strikken zetten of met behulp van een fret konijnen uit hun holen te jagen. We kwamen vaak bij jachtopzieners van landgoed "De Velhorst" en "t Medler": respectievelijk BURGERS en Jan ASSINK.
Er kwam plotseling een bericht, dat ik binnenkort naar de Politieschool in Hilversum moest voor een eerste opleiding. Half oktober ben ik toen naar Hilversum getrokken en heb me daar gemeld. Ik werd "ingekwartierd" bij een gezin met een tabakswinkel. Mijn medemaatje daar was FEITSE DE VRIES, die er prat op ging amateurbokser te zijn. Hij had zich al aardig in de spullen gestoken met o.a. een elektrisch verwarmd scheerwaterbakje. Je kon in dit gezin al merken, dat onze landgenoten, vooral in het westelijk deel van Nederland, al veel met rantsoenering van vooral levensmiddelen te maken hadden gekregen. Als het nodig was, kon mijn gastgezin dan ook van mijn distributie stamkaart, die ik in september 1939 toegestuurd had gekregen, gebruikmaken voor etenswaren enz. die "op de bon"waren.
Onze opleiding op deze school werd gegeven door brigadiers van de Rijksveldwacht, die ons wegwijs maakten in een paar studieboeken van de toen ook al erg bekende staande auteurs  STAPEL en DE KONING.  Het ging voornamelijk over de eerste beginselen van de wetgeving over Strafrecht, Strafvordering en Verkeerswetten. Ze hebben ons de belangrijkste artikelen over diefstal, doodslag, heling enz. die voor een politieman belangrijk waren uit het hoofd laten leren. Het was wel erg droge kost... We leerden, hoe je een proces-verbaal opmaakt en waar dit dan naar toegestuurd wordt voor verdere afhandeling. Aan lichamelijke oefeningen werd ook veel gedaan. Hierbij kregen we - op een wel erg Spartaanse manier - les van de, later bekende radiosportverslaggever DICK VAN RIJN: 50 diepe kniebuigingen waren nodig voor politiemensen...
Op de school deden toen ook erg vaak geruchten de ronde, dat onze Politie zou worden gereorganiseerd. Marechaussee, Rijks- en Gemeenteveldwacht en Politietroepen zouden worden opgeheven. De nieuwe naam zou Gendarmerie (dus echt op z'n Duits) of misschien wel weer Marechaussee worden. In ons land was "men" toch al aan dit uniform gewend? Hieruit bleek, dat de Duitsers als bezettende macht zich steeds intensiever met onze samenleving gingen bemoeien. Onze regering zat toch in Engeland? Diverse departementen zoals die van Justitie (waaronder de politie zou gaan ressorteren) werden op Duitse leest omgeschakeld. De leiding kwam dan bij een NSB Secretaris-generaal terecht... Wanneer precies weet ik niet zo goed meer, maar wel werd mij op de school een nieuw uniform van de Rijksveldwacht aangemeten. Ik zou het later wel toegestuurd krijgen. Half december moest ik de Politieschool weer verlaten. Van een officieel afscheid herinner ik me niets meer. Wel kregen we goede raadgevingen voor onze toekomst van onze leermeesters mee. Met dank voor hun goede zorgen, ondanks de beroerde tijden, hebben we afscheid genomen.
Na weer een reorganisatie werd ik naar Vorden, als onderdeel van de brigade Lochem, gestuurd. Daar werd ik opgevangen door een rasechte Rijksveldwachter, GOVERT VAN DE PEIJL. Van hem heb ik ook weer erg veel over het praktische politiewerk opgestoken.
Wanneer weet ik niet meer precies, maar op een gegeven moment kregen we bericht, dat ik me moest melden op het bureau van de Marechaussee in Arnhem. Men wist zeker ook niet meer, wat ze met ons aan moesten. Vandaar werd ik op 18 april 1941 ondergebracht bij - ik noem het maar - een of andere verkeersbrigade aan het Eusebiusplein. Hier kregen we les in de "aangepaste" verkeerswetten enz. Kennelijk om de discipline op te voeren moesten we ook (op z'n Duits) exerceren, wat bij allen niet erg in de smaak viel. Ook gingen we verschillende keren naar het zwembad, waar we onopgemerkt de kans kregen onder elkaar onze ergernis te spuien. Hier bovenop kregen we onderricht in motorrijden op een oude INDIAN met voetschakeling en met zijspan. Dit was dus wel weer leuk. De motorrijles werd gegeven door wachtmeester WIERING, die ik veel later, onder heel andere omstandigheden, weer tegen zou komen. We waren daar geheel intern en in de menage. Ook hier kwam mijn distributiestamkaart weer goed van pas. Als kok fungeerde een collega marechaussee: PETERS. Het is wel frappant, maar ook deze PETERS zou ik later weer terug zien.
Of dit een doorgangshuis was weet ik niet, maar vermoedelijk door weer een reorganisatie kwam ik dus toch nog bij de Marechaussee terecht. Zo zie je dus maar dat een dubbeltje toch maar raar kan rollen... Enige tijd later werd ik voor de keus gesteld om daar te blijven, dan wel om overgeplaatst te worden naar mijn oude onderdeel. Ik had die opleiding met voor mij twijfelachtige ideeën dan ook wel gezien en heb me daarom opgegeven voor plaatsing op de brigade Lochem. Dit werd zonder meer toegestaan. Ik heb me toen op 28 mei l941 daar gemeld bij de brigadecommandant WOUDENBERG, hoe is het mogelijk: van wie ik toen op de Politieschool ook les had gehad. Hij wist van mijn komst en had zelfs al voor een kosthuis gezorgd aan de Boschweg. Het viel niet mee om weer om te schakelen, maar ik was in elk geval weer onderdak. Door de vele reorganisatieperikelen en daarbij het ongewisse gevoel over onze toekomst gingen Evie en ik aan trouwen denken. Ik heb toen ook over onze trouwplannen met mijn directe commandant gesproken, die mij adviseerde om, voordat ik verdere stappen zou ondernemen, bij de districtscommandant een verzoek in te dienen voor toestemming om te trouwen. Omdat dit voorschrift was heb ik dit toen onmiddellijk bij hem zo'n verzoek ingediend. Later hoorden we, dat er bij de ouders van Evie politie aan de deur was geweest. "Men" wilde kennelijk weten uit wat voor nest ze kwam. Deze mensen hebben toen ook een gunstig advies gegeven. Nu lag ons, voor deze belangrijke stap in ons leven, niets meer in de weg om de nodige voorbereidingen te treffen. De bevolking was er al gauw aan gewend, dat ze ons in plaats van de vroegere, voor hen zo vertrouwde veldwachters tegenkwamen. Wij maakten ook gebruik van het voormalige politiebureau aan de markt. Hierin was ook een cel gebouwd, die echter weinig werd gebruikt. Zoveel wetsovertreders waren er ook niet. Ik kan me echter nog goed herinneren, dat ik de opdracht had gekregen om tijdens mijn bureaudienst daar op een Duitse militair "te passen", die in deze cel was opgesloten. Er kwamen twee nieuwe collega's bij: TE HOONTE en VAN GELDER. Ook werd toen nog iets aan onze politieopleiding gedaan. Daarvoor moesten we op de fiets naar het Afdelingsbureau te Zutphen. Hier werden we verder wegwijs gemaakt in de verschillende wetten, die in de leerboeken van "Stapel en de Koning" stonden. Het was een aanvulling op datgene, wat we op de Politieschool in Hilversum ook al hadden gehad. Ik herinner me, dat we op de brigade zelfs moesten exerceren onder leiding van wachtmeester SOETMAN. Hij deed het rustig aan en discipline was dan ook ver te zoeken. We hadden daarbij veel steun aan elkaar, van "foute" collega's merkten we niets.
De winter 1942/43 was gelukkig niet zo streng als de vorige twee. Alleen de distributie van de levensmiddelen enz. werd hoe langer hoe meer uitgebreid. Wel kreeg ik toen een bon voor een nieuwe fietsband, die ik nog niet direct nodig had. Als aanvulling op ons huishoudgeld heb ik deze voor f 25 verkocht aan mijn fietsenmaker.
Toen kwam er op een gegeven ogenblik een brief van het Gewestbureau binnen, waarin gevraagd werd wie van het personeel lid was geweest van een (militair) muziekkorps. "Men" was van plan om in het Gewest Arnhem een Politiemuziekkorps op te richten. Liefhebbers konden zich hiervoor opgeven bij hun brigadecommandant. Als je voor deelname werd uitgekozen zou je een aanvraag in kunnen dienen om ingedeeld te worden bij o.a.de Verkeersbrigade in Apeldoorn. Ik voelde hier wel wat voor en heb me opgegeven. Deze plaats lag nog het dichtst bij Lochem. Toch vond ik het erg jammer, dat we Lochem zouden moeten verlaten. De omgang met de bevolking was buiten kijf: prima!!! Voor mij was echter ook van invloed, dat dienst doen in Lochem soms niet leuk was en werd beïnvloed door steeds brutaler optreden van enkele NSB’ers. Zij hadden het al gepresteerd om een optreden van HEINTJE DAVIDS in De Schouwburg te verstoren. Dit gezelschap is toen hals over kop weggevlucht. De helden voelden zich zeker sterk met de steun van de bezettende macht in de rug, omdat het joden betrof.
Buiten de 's nachts overtrekkende Engelse bommenwerpers, op weg naar doelen in Duitsland, werden ook soms plaatsen met een oorlogsindustrie in ons land gebombardeerd. Ik kan me nog goed herinneren, dat ik op de brug over het Twentekanaal stond en toen een aantal tweemotorige bommenwerpers (Mosquito's?) zag aankomen, vlak boven het water van het kanaal vliegend. Daarbij steeds over een brug "springend". Het ging razendsnel, in tijd van een mum waren ze voorbij. Later hoorde ik dat fabrieken bij Enschede waren gebombardeerd.

Begin 1943 kwam dan het bericht, dat ik was aangenomen voor deelname aan het Politiemuziekkorps en dat ik zou worden ingedeeld bij de Verkeersbrigade in Apeldoorn. De gemeente Apeldoorn zou medewerking verlenen bij het vinden en toewijzen van een woning. Uiteindelijk bleek, dat we het huis aan de Zutphensestraat 185 konden krijgen, bijna aan het eind van de bebouwde kom, tegenover het z.g."Apeldoornse Bosch". De huur bedroeg f 5.25 per week met inbegrip van het gebruik van water. In de eerste week van April kwam het bericht binnen, dat alles voor de overplaatsing was geregeld en dat ik met ingang 10 April 1943 werd ingedeeld bij de Verkeersbrigade Apeldoorn. Ik heb me gemeld op het brigadebureau aan de Emmalaan 1, dat was ondergebracht bij het Districtsbureau. Daar heb ik me gepresenteerd bij mijn nieuwe directe commandant: opperwachtmeester VAN BRUSSEL. De dienst zou bestaan uit surveillances op de fiets buiten Apeldoorn en wisselende bewaking van Distributiebureau en ook van belangrijke gebouwen in het District. Van mijn werk bij het op te richten muziekkorps wist hij nog niets. Hij beloofde wel, dat hij er werk van zou maken om een telefoonaansluiting voor mij aan huis te krijgen. Voor onze huishouding was het belangrijk, hoe we in deze distributietijd aan onze dagelijkse levensmiddelen konden komen. Voor brood meldde bakker KUGEL zich, als melkboer ROEST en voor kruidenierswaren BENNIE DE BRUIN. Als slager hebben we gekozen voor DE GRAAF aan de Deventerstraat. Voor extra melk en soms eieren en boter "zonder bon" kon ik terecht bij boer MENKVELD.

Natuurlijk hebben we ook kennis gemaakt met onze buren. Vlak naast ons woonde de familie POT, daarnaast in het volgende huis de familie BRUINS en aan de andere kant de familie WILLEMSEN. Achter ons huis stond een houten schuur. Achter het huis lag ook nog een vrij grote moestuin. Het werd al gauw tijd om aardappels, bonen en aardbeiplanten hierin te verbouwen. In deze distributietijd was dit natuurlijk noodzaak.     
In de loop van de tijd werd het mij duidelijk, dat er weer een reorganisatie aan de gang was. De marechaussee werd met de gemeentepolitie opgeheven en we werden "STAATSPOLITIE". Het drong steeds meer tot me door, dat de Duitsers grip probeerden te krijgen op "de Politie". Nu begreep ik ook, dat buiten deelname aan een muziekkorps, wij ook gebruikt konden worden voor bewaking van Distributiebureau enz. Er werden steeds meer van dit bureau door mensen uit "Het Verzet" overvallen; er waren veel bonkaarten nodig voor onderduikers enz. Dat er meer personeel hiervoor nodig was, bleek ook toen Evie en ik in Apeldoorn waren voor het uitzoeken van beschikbare woningen. Veel woningen waren al "verzegd". Lag de aan ons toegewezen woning soms ver buiten het centrum van de stad? Of was er een andere reden? Ik heb dit nooit bevestigd gekregen. Ik denk echter, dat bekend was geworden, dat er op de 21e januari 1943 alle patiënten van de, tegenover ons huis gelegen, Psychiatrische Inrichting (bekend als "Het Jodenbosch") door SS’ers in vrachtauto's waren gezet en daarna per goederentrein afgevoerd. Veel van het joodse personeel was daarbij met hun patiënten meegegaan. In ons huis woonden toen twee joodse verplegers; de man en de vrouw hebben toen, door het open draaien van de gaskraan in de keuken, zelfmoord gepleegd. Dit is ons later bij stukjes en beetjes door de buren bevestigd. Een hele tijd viel het ons erg moeilijk om dit te verwerken. Vaak, als ik door de keuken liep, dacht ik er aan. Hierdoor begreep ik ook, waarom alle ramen in het huis toen zo zwaar waren verduisterd. De joodse bewoners zullen doodsbang geweest zijn voor represailles door de Duitsers als ze de verduisteringsvoorschriften overtraden. Die 21e januari 1943 staat in ons land nog steeds te boek als een der grootste schanddaden hier van Hitler-Duitsland!!     

Uiteindelijk kwam dan toch het bericht, dat ik met enkele andere collega's was aangenomen om deel uit te maken van het Politiemuziekkorps. Wij moesten ons melden bij een gebouw aan de Schelmseweg in Arnhem en werden aan de dirigent opper KLEINE voorgesteld. Tijdens de repetities hebben we ook een aantal marsen ingestudeerd, waarbij enkele Duitse maar ook Nederlandse o.a. "De Rotterdamse Vlag”. Net als toen we in Lochem woonden kwamen er 's avonds en 's nachts weer drommen Engelse bommenwerpers over. Hun bromgeluid was al ver van tevoren merkbaar. Doordat het overvliegen langer duurde leidden we af, dat het er ook veel meer moesten zijn dan toen. We werden er wel steeds aan herinnerd, dat er een oorlog gaande was en dat Amerika er bij was betrokken. Een gevolg van de luchtaanval door de Japanners op de Amerikaanse vloot bij Pearl Harbour en ook door de torpedering van Amerikaanse schepen door Duitse duikboten. Zelfs overdag kwamen veel Amerikaanse viermotorige bommenwerpers (z.g. "Vliegende Forten") over. In de zomer van 1943 zagen wij op een gegeven ogenblik, dat een van die vliegtuigen (vermoedelijk op de terugweg) boven Vaassen in moeilijkheden was gekomen: Duitse jagers zaten het al schietend achterna. Even later zagen we dat dit vliegtuig op een klein trapveldje tussen de huizen landde, tegen enkele langs de weg staande grote beuken knalde en daarna begon te branden. Al gauw kwamen SS’ers van de overkant er op af en haalden er, ondanks de exploderende munitie, enkele militairen uit. Ook een gewonde, die hevig bloedend uit een grote rugwond, werd over het fietspad weggesleept. Het bloedspoor zou lang zichtbaar blijven.....     
Tijdens de wekelijkse repetities met het muziekkorps zijn we een keer gebombardeerd met brandbommen. We zijn toen onder de tafels gekropen. Buiten hingen fosforresten nog aan de muur...
Soms werd ik aangewezen voor de bewaking van het distributiebureau o.a. in Hattem en Zwolle. Vooral hier kwamen we terecht in een prima pension. Die mensen wisten heel goed waarom wij, vanuit Apeldoorn, bij hen onderdak werden gebracht. Zij hoopten, dat wij tijdens die bewakingen niet met een overval door mensen van het ondergronds verzet te maken zouden krijgen en dan de beslissing te moeten nemen: wat te doen? Ik had me voorgenomen die mensen gewoon hun gang te laten gaan en me niet te verzetten. We wisten dat de bij zo'n overval buit gemaakte bonnen via hen ten goede kwamen aan onderduikers. Gelukkig heb ik nooit zo'n beslissing hoeven te nemen! Voor bewaking (buiten detachering om) van o.a. het distributiebureau in Epe en de historische bibliotheek voor "Sibbekunde" in kasteel "de Cannenburg" te Vaassen ging ik daar altijd per fiets naar toe. Ook gingen er steeds meer geruchten, dat de Duitse opperbevelhebber in Nederland, generaal CHRISTIANSEN, van plan was de rest van de Nederlandse militairen in krijgsgevangenschap te voeren. Dit is door grote weerstand van de bevolking niet doorgegaan. Veel stakingen enz.
Ook kreeg een beruchte SS’er en Politiegeneraal HANS RAUTER bij ons als Politie meer een vinger in de pap. We zouden een legitimatiebewijs moeten hebben. In de nazomer van 1943 kwam er bericht op het bureau, dat we ons op een bepaalde dag moesten melden bij het "KAMP AMERSFOORT". Hier zouden we dan zo'n "Ausweis" krijgen. Op die bewuste dag ben ik daar met enkele collega's naar toe gegaan. Bij de poort werden we, met tien man tegelijk, dit beruchte kamp binnengebracht. In een barak zaten een aantal Duitse SS’ers aan een lange tafel. Ze vroegen onze naam. Waarna ze ook mij een papiertje met de opdruk "Ausweis" in de hand stopten. Hierna moesten we buiten wachten tot we weer met z'n tienen waren. We hadden nog niemand gezien, toen er plotseling een Duitse officier voor onze neus stond en die ons vroeg waarom we hem niet gegroet hadden. Hij hield daarbij zijn hand op en commandeerde: "Ausweis", waarop we hem - totaal verbouwereerd - het net gekregen papiertje gaven. Dit stopte hij toen in de omslag van de mouw van zijn uniform en liep weg. We knepen hem allemaal als een dief, want we wisten hoe het "Kamp Amersfoort" bekend stond. Daar werden de door de Duitsers gearresteerde verzetsmensen opgesloten. Gelukkig kwam tot onze opluchting die mof eindelijk weer terug en liep naar ons toe. Hij vroeg toen of we niet wisten, dat wij een Duitse officier moesten groeten. We beaamden dat en zeiden, dat we hem werkelijk niet gezien hadden. Ik voelde me na dit smoesje echt een "kleine jongen". Eindelijk, na nog weer een reprimande, gaf hij ons het papiertje terug en stuurde ons weg. ’s Jonge, wat heb ik in die paar uur in angst gezeten; er gaat dan van alles door je hoofd. We waren zielsgelukkig, dat we weer in de trein naar Apeldoorn zaten. Deze dag zal ik nooit meer vergeten!!Begin maart 1944 werd ik weer voor een detachement naar Zwolle gestuurd. Daar kregen we opeens bezoek van onze Gewestcommandant, overste VEENSTRA, een beruchte NSB’er en vurige Nazi-man. Hij stelde ons in de gelegenheid om hem een aantal vragen te stellen over deze detacheringen. Ik heb hem toen verteld, dat Evie in verwachting was en spoedig moest bevallen. Ook vertelde ik hem, hoe de vorige bevalling in oktober 1942 was verlopen. Gelukkig begreep hij, dat ik dus wel graag thuis wilde zijn. Hij besliste toen, dat ik meteen naar huis mocht. Ondanks de berichten over zijn veel gevreesde optreden als commandant, was ik hem voor deze beslissing erg dankbaar. Zo gauw als mogelijk was ben ik toen naar huis teruggegaan. En op 10 maart 1944 was het dan zover en is onze zoon PETER geboren. De hele bevalling verliep voorspoedig en ik kreeg veel bewondering voor het resolute en rustige optreden van dokter TROMP.
                
Mijn normale diensten en de bewakingen werden onderbroken, doordat op 22 februari 1944 de stad NIJMEGEN zwaar was gebombardeerd door grote zwermen Amerikaanse bommenwerpers. Voor bijstand aan de plaatselijke politie werden we 's avonds nog per trein naar deze stad gestuurd. In Lent ging de trein niet verder en moesten we uitstappen en langs het talud naar beneden lopen en daarna over de brug naar de stad en naar het Politiebureau. Daar was het een drukte van belang op de grens van de nog steeds brandende stad. Ook liepen er veel Duitse militairen rond. Wij zijn toen voor steun ingedeeld bij mensen van de plaatselijke politie. Daar tussendoor zijn we de stad ingelopen. De oude binnenstad had erg veel geleden van splinter- en brandbommen. Zo ook alles in de omgeving van het station, waar de uitgebrande bussen en een gesneuveld paard nog lagen. Het moet er op de perrons verschrikkelijk heet geweest zijn; zelfs de ramen van de treincoupés waren geheel gesmolten. En dan te bedenken, dat veel later bekend werd, dat het vermoedelijk een "vergissingbombardement" geweest moet zijn.....

Ook met het muziekkorps ben ik verschillende keren op stap geweest. We moesten dan muziek maken bij de begrafenis van een, door "het verzet" als "landverrader" doodgeschoten "foute" NSBer politieman. Voor de langzame gang van zijn woning naar het kerkhof hadden we "Ases Tot" (melodie: zo-gaat-Jantje-naar-de-bliksem-toe) ingestudeerd. Na de begrafenisplechtigheid verlieten we het kerkhof dan weer onder het spelen van marsmuziek o.a."Alte Kameraden", die we dan graag lieten horen. Dit ritueel hebben we zelfs nog heel wat keren moeten uitvoeren als er weer zo'n landverrader was geliquideerd. Met ons Korps hebben we in de Schouwburg in Arnhem zelfs voor veel opgetrommelde collega's een volledige avond gevuld. Niet alleen met muziek maken maar ook door individueel optreden van enkele korpsleden. Vooral onze klarinettist: HENK WULLINK had het publiek al gauw in z'n greep. Buiten goochelen kon hij ook mensen onder hypnose brengen. Hiervoor haalde hij een aantal bezoekers uit de zaal naar het podium waar hij hen "in trance" bracht. Hij liet ze op de stoel motorrijden en daarbij bochten nemen. Op hun stoel gingen ze zelfs "schuin door de bocht”. Hij kreeg hiervoor een welverdiend applaus. De slachtoffers wisten na afloop niet wat hij hen had laten doen.
Op 6 juni 1944 bracht ik een bezoek aan onze tandarts: BOOTSMA waarbij hij mij vertelde: ze zijn Frankrijk binnen gevallen. In die vroege morgen was dus de invasie (D-day). Het lang verwachte “Tweede Front" in Normandie is begonnen met langdurige en zware bombardementen door vliegtuigen en schepen, en met een overmacht aan manschappen en parachutisten. De eerste weken zat er weinig schot in de opmars van onze geallieerden. De kranten hielden ons op de hoogte van hun karige successen. Wij wilden er niet in geloven. Wel gaven de schaarse berichten via de Engelse zender ons moed voor de toekomst. Vooral later na de doorbraak van "onze" tanks richting Noorden en het bereiken en bevrijden van Parijs op 25 augustus. Hierna werden ook Maastricht, Eindhoven en Antwerpen bereikt. Er werd op 4 september een misleidend bericht verspreid, dat de geallieerden in aantocht waren wat tot gevolg had, dat Duitse militairen en NSB’ers ijlings op de vlucht sloegen richting Duitsland. Deze 5e september 1944 wordt als gevolg hiervan dan ook "DOLLE DINSDAG" genoemd. Wraaknemingen van de bevolking bleven echter uit.         

Toch heb ik aan den lijve ondervonden, dat de bezetter en zijn trawanten door hun angst(?) steeds strenger gingen optreden. Zo was ik na een bewakingsdienst op kasteel "De Cannenburg" op de fiets op weg naar huis en passeerde daarbij de hoofdingang van het, tegenover onze huizen gelegen en tot kazerne omgebouwde, "Apeldoornsche Bosch" waarin veel SS’ers gelegerd waren, Ik werd toen aangeroepen met "Halt absteigen" en hoorde duidelijk, dat achter mijn rug, de grendel van een geweer werd overgehaald. Ik stopte dan ook meteen en zette mijn voet op de rand van het mitrailleurnest naast de hoofdingang. Een in politie-uniform gekleed mens kwam naar mij toe en nam me mee het terrein op. Daar ging hij me voor naar een vlakbij gelegen gebouwtje, waar hij zich binnen met mij meldde bij een Duitse SS-officier. Deze vroeg mij om mijn pistool en rook er aan. Hij gaf het me meteen weer terug en zei: "Ist nicht mit geschossen". Daarna beduidde hij me, dat ik weer kon gaan. Sjonge, was me dat een opluchting. Je kunt je niet voorstellen wat er door je heen gaat als er, na zo'n Duitse schreeuw, achter je rug een grendel van een of ander wapen wordt overgehaald. Bij navraag in de buurt vertelde men mij, dat er die avond geschoten zou zijn op een politieman, die op wacht stond voor hun kazerne; het vroegere Achisomoch-gebouw. Daarin was nu een Opleidingsschool voor NSB- of zelfs SS-gezinde politiemensen ondergebracht. Toen begreep ik ook, waarom die officier toen aan mijn pistool rook....
    
Na de bevrijding van Eindhoven begin september ging een grote colonne geallieerde tanks en voertuigen op weg naar Nijmegen en Arnhem voor ondersteuning van de geallieerde luchtlandingstroepen daar. Het was bekend, dat de Engelse generaal "MONTGOMMERY", na moeilijk overleg met opperbevelhebber EISENHOWER, de bruggen bij Nijmegen en Arnhem in een keer in handen wilde krijgen. Hiervoor werd op 17 September 1944 een van de grootste luchtlandingsoperaties in deze oorlog uitgevoerd. Hij noemde deze operatie: "Market Garden". Daarbij landden ontzettend veel Engelse en Poolse parachutisten op de vele heidevelden bij Ede en Oosterbeek en in de omgeving van Driel in de Betuwe. Tegelijkertijd landden Amerikaanse luchtlandingsdivisies ten zuiden van Nijmegen in de omgeving van Grave en Groesbeek. Hieraan vooraf kregen al deze plaatsen zware luchtbombardementen te verduren. Deze grote activiteiten in de lucht boven Oosterbeek konden wij, staande voor ons huis, goed zien.
De gelande Amerikanen hadden vrij vlug de omgeving van Nijmegen bereikt en bevrijd en stonden al snel voor de brug daar. De colonne van tanks en voertuigen, vertrokken uit Eindhoven tot steun aan de gelande parachutisten bij Oosterbeek en Arnhem, maar opgehouden door erg zware gevechten onderweg bij onder andere Son, Veghel en Overloon (door hen de "Hell's Highway" genoemd) arriveerde en stopte uiteindelijk voor de brug. Om een bruggenhoofd aan de overkant van de Waal te veroveren, trokken toen Amerikaanse "Rangers" in kleine opvouwbare bootjes de rivier over en vormden daar het gewenste bruggenhoofd. Volgens overlevering had JAN VAN HOOFF, een jonge verzetsman de ontsteking voor het opblazen van de brug onklaar gemaakt, zodat deze behouden bleef en de tanks er over konden rijden richting Arnhem. Ze kwamen echter door de zware rivierklei in de Betuwe maar langzaam vooruit. Voor de gelande parachutisten daar en in Oosterbeek verliepen de gevechten bij de brug rampzalig. Zij hadden de brug wel bereikt en zich bij het begin genesteld. Onder leiding van een Engelse officier, JOHN FROST, hielden ze nog steeds stand tegen de aanvallende Duitsers. De brug is nu naar deze officier genoemd. Later is van al deze gevechten de film: "EEN BRUG TE VER" gemaakt. Door de zware strijd met Duitse Tiger-tanks (voor rust in de omgeving van Arnhem gestationeerd, wat al door het ondergrondse verzet was doorgegeven) werden de parachutisten in Oosterbeek gedwongen de strijd te staken. Zwemmend staken ze, onder zwaar vuur van de Duitsers en dus met grote verliezen, de Rijn over naar Driel in de Betuwe. Ook de mensen van FROST moesten uiteindelijk de strijd opgeven. Deze mislukking van de plannen van MONTGOMMERY, die niet wilde luisteren naar de meldingen door PRINS BERNHARD en het verzet over de aanwezigheid van de divisie Duitse tanks, zou grote gevolgen hebben voor de inwoners van vooral ook West-Nederland.
Sinds 17 september en daarna gedurende "De slag om Arnhem” waren de normale bus- en trein verbindingen verbroken. Ook door de toen uitgevoerde bombardementen was de kazerne in Arnhem, waar onze muziekinstrumenten waren opgeborgen, vernield. Muziek maken en geliquideerde NSB’ers begraven was dus ook verder uitgesloten. De regering in Engeland had toen namelijk het personeel van de Nederlandse Spoorwegen opgedragen te gaan staken, zodat er niet meer treinen gingen lopen. Hieraan is door vrijwel allen gevolg gegeven. Als er treinen moesten lopen waren ze bemand met Duits personeel..... De mensen van het ondergronds verzet werden door deze maatregelen kennelijk ook in hun taak gemotiveerd. Begin oktober hebben ze toen op de Rijksweg, in de buurt van landgoed "Olden Aller" bij het dorp Putten, een passerende Duitse auto beschoten, waarbij een officier werd gedood. De reden van deze aanslag is me echter nooit duidelijk geworden. Wel had het voor het nabij gelegen Putten rampzalige gevolgen. Veel huizen in het dorp werden in brand gestoken en bij een razzia alle mannen boven de 16 jaar (men zegt 600) in de kerk verzameld en daarna weggevoerd. Na de bevrijding kwamen er 44 van terug. Aan de gevolgen van deze schietpartij worden we nog steeds herinnerd door het gedenkteken "HET VROUWTJE VAN PUTTEN". Ik vraag me ook nog steeds af, of deze verzetsmensen zich wel bewust waren wat de gevolgen van zo'n aanslag konden zijn. Bij onze bezetters was het in deze oorlog gebruikelijk, dat veel mensen van het verzet uit kampen werden gehaald en doodgeschoten. In dit geval werden ze hierna in het centrum van Apeldoorn op de hoek van straten neergelegd met een briefje op de borst met het opschrift “Terrorist”....
                                   
De gedeeltelijk mislukte operatie:"MARKET GARDEN" heeft voor ons land veel te weeg gebracht en met veel nare gevolgen. Door de snelle opmars van de geallieerden na D-day dacht men, dat al snel de bevrijding zou komen. Beneden de grote rivieren kwam deze ook, maar boven de Rijn hebben alleen de bewoners van Oosterbeek er ruim een week van kunnen profiteren, daarna waren ze met Arnhem weer bezet gebied. Met de distributie van de noodzakelijke middelen voor ieders levensonderhoud was het ook al niet best: op de aangewezen bonnen kreeg je weer minder. Het leven werd niet alleen bemoeilijkt door de spoorstaking, maar ook was de elektrische stroom afgesloten, de gasvoorziening veel minder geworden en soms zelfs gestopt. Met de winter in het vooruitzicht kregen we echter ook op de bonnen geen antraciet meer. Met de distributiebonnen voor de nodige levensmiddelen werd het ook al minder. Gelukkig, dat de boeren in de omgeving ons met de levering van melk, aardappelen, boter en dergelijke goed hielpen.     
Voor de afgesloten elektriciteit had ik, op aanraden van enkele collega's, er wat op gevonden om toch wat licht in huis te krijgen. Je moest dan een (doormidden gezaagd) fietsventiel met de kraan van de waterleiding verbinden en als je deze opendraaide kwam er door de waterdruk een dunne, maar vrij sterke straal uit. Deze moest je dan richten op een zelf gemaakt "schoepen" wieltje, dat ik op de aandrijving van mijn fietsdynamo had geschroefd, waardoor dit dan randsnel ging draaien. Je kunt het geloven of niet, maar het fietslampje brandde er goed op. Na enige tijd werd de waterdruk minder en ging het lampje slechter branden. Kennelijk hadden meerdere mensen dit gebruik van de waterdruk ontdekt.... Om eten op tafel te krijgen heb ik ook surveillances daarvoor benut. Als ik dan bij de graanoogst dorsmachines hoorde ging ik er heen om wat rogge of tarwe te versieren. Dit lukte vrijwel altijd. Ik kreeg daarbij dan zelfs medewerking van een molenaar in de duurt, die een afspraak maakte met bakker LEBBINK, die een winkeltje had bij "De KAR”. Als we op de bonnen brood te kort kwamen, vulde LEBBINK dit aan. Ik heb natuurlijk voor deze afspraken aan hen verteld, dat ik door de oorlog bij mij ingetrokken gevluchte familie was gaan zorgen. Hierdoor was mijn gezin tot 12 mensen uitgebreid en deze zorg viel niet altijd mee. Bakker KUGEL en melkboer ROEST konden er ook weinig aan doen. Toch was de broodvoorziening hierdoor al vrij goed geregeld. Ook voor onze vleesbehoefte had ik een adresje gevonden. Bij de vleesverwerkingsfabriek in TERWOLDE had ik de medewerking van een slager gekregen. Hem had ik ook mijn gezinsomstandigheden uitgelegd, waarna hij me elke zaterdagmorgen een portie vlees gaf, afkomstig van een z.g."noodslachting”, dit mocht hij zonder bon verkopen.
Bij het begin van de winter, op 2 december 1944, werden we er weer aan herinnerd, dat we nog steeds in het door de Duitsers bezet gebied woonden. In de vroege morgen van deze dag vonden we een briefje in de bus, waarboven met grote letters "Bevel" stond. Alle mannen van 16 tot 55 jaar moesten zich op straat begeven en werden "op bevel van de Duitse Weermacht" opgeroepen voor de Arbeidsinzet. Later hoorde ik, dat in de buurt van Rees tankgrachten moesten worden gegraven. Ik heb toen meteen mijn uniform aangetrokken, waarna er een Nederandse (!) SS-politieman aan de deur kwam en vertelde, dat ik me op de markt in Apeldoorn moest melden voor de Arbeidsinzet. Ik vertelde hem toen, dat ik dit niet hoefde uit te voeren, omdat ik een "Ausweis" had. Hij zei, dat ik wel moest gaan en vroeg toen of er nog mannen in huis waren. Ik zei, dat mijn schoonvader boven ziek te bed lag. Hij ging naar boven, kwam al snel terug en zei:" Ja, die man is ziek" en ook: " hij hoeft niet te gaan". Pa van den Akker had dus goed toneel gespeeld en zich prima ziek gehouden. Enige tijd hierna hoorde ik op straat iemand roepen:" Kein Polizisten". Ik ben toch maar in huis gebleven en zag toen wel enkele mannen uit de Woudhuisweg over het paadje achter ons huis met pakken bagage lopen. Ik vond het een beangstigende beleving. Wat zou er wel met onze familie gebeurd zijn, als ik was vertrokken? Zorgen bleven aan me knagen en of het nog niet genoeg was overkwam me het volgende. Aan het eind van deze dag ben ik met de fiets op weg gegaan om melk te halen. Ik reed nog maar net op het fietspad aan de overkant, toen ik door een Duitse militair (gelukkig geen SS’er) op de hoek van een zijweg van "De Barnewinkel" werd aangeroepen met "Halt absteigen". Ik stopte en hij vroeg toen, waarom ik niet op de markt was. Ik antwoordde, dat ik dat niet hoefde, omdat ik een Politie-Ausweis had en dat 's morgens voor ons huis een Politieofficier had geroepen: "Kein Polizisten". Hierna keek hij me enige tijd aan en zei toen: "Haben Sie Schwein gehabt, weiter fahren", wat ik dus meteen deed. Opgelucht, maar met de angst nog in de benen, ben ik verder gegaan. Vrouwe Fortuna had me weer eens goed bijgestaan!!
    
Even later bij een van mijn bezoeken aan het districts- en groepsbureau aan de Emmalaan werd mij toen verteld, dat meerdere collega's op die tweede december naar het bureau waren gekomen en daar advies hadden gevraagd. Moesten wij politiemensen ook aan het bewuste "Bevel" gevolg geven? Op dat moment kwamen er een paar van die NSB-politiemensen aan de deur, dezelfde als die bij ons kwamen en zeiden, dat mijn collega's ook naar de markt moesten komen. Toevallig kwamen er toen een paar jonge Nederlandse officieren in Duitse SS-leger-uniformen naar buiten, die het voor de collega’s opnamen. Ze stuurden die "pseudopolitie” zonder meer weg. Toen die daaraan geen gevolg bleken te geven riep een van die officieren: "Zie je g.v.d. deze 44 niet? Weg wezen!!" Hij wees daarbij op het SS-embleem op zijn uniform, waarna ze met de staart tussen de benen weg waren gegaan. Het zal je maar gebeuren, dat je zo door SS-officieren, naar ons gevoel toch "verraders", wordt geholpen. Het districtsbureau was voor deze officieren kennelijk een plaats waar ze erg "eigen" met het personeel en als kind aan huis waren.
Toch bleek het er niet veilig te zijn. Er werd toen ook verteld, dat er op een gegeven ogenblik een man in burgerkleding het districtsbureau was binnen gelopen en met het personeel daar had gepraat. Hij had zich daarbij met mooie praatjes als een "goed" Nederlander voorgedaan. Zij waren daar kennelijk op ingegaan en hadden vermoedelijk op de bezetter afgegeven. Het gevolg was dat de Gestapo er aan te pas was gekomen. Die had drie man van het aanwezige personeel, namelijk de adjudantbureauchef en twee administratief werkzame wachtmeesters gearresteerd en meegenomen. Men heeft nadien niets meer van hen vernomen. Ze waren dus door die zogenaamde "goeie verzetsman" verraden. Dit verraad was weer een goede waarschuwing en dat het "mondje dicht" tegenover onbekenden nog steeds van levensbelang was!!
     
Je kon er niet altijd omheen om zo nu en dan verkapte steun aan mensen van net ondergronds verzet te geven. In die tijd werden wij, vooral de leden van de muziek, nogal eens door een collega, die in verbinding stond met mensen van die "ondergrondse", benaderd om enkele klusjes te doen. Zo ook vroeg hij een keer of we mee wilden posten in de buurt van het huis van een collega-sportinstructeur, die door de Gestapo werd gezocht. We moesten hem dan opvangen en waarschuwen niet naar huis te gaan, omdat hij in de gaten werd gehouden. Ondanks de risico's hieraan verbonden hebben wij toen ook die medewerking gegeven. Ik heb hier toen geen last gehad, maar HENK WULLINK verging het slechter. Hoe ze er achter gekomen zijn zal wel altijd een raadsel blijven maar Henk werd door de Gestapo meegenomen en op hun bureau verhoord. Gelukkig konden ze niets uit hem krijgen en hebben hem toen vrijgelaten. Het was echt "kantje boord" voor Henk geweest. Even later werd dit "posten" afgeblazen. De sportinstructeur had weer andere opdrachten gekregen. Toch was het steeds uitkijken geblazen.    
Dit was ook het geval op de dag, dat er een Amerikaanse vliegenier naar onbezet gebied moest worden overgebracht. Hiervoor hadden de mensen die hem wegbrachten toen mijn politie-uniform geleend. Na de geslaagde operatie werd toen mijn uniform ("met dank van het vaderland") weer netjes terugbezorgd. Er werd niet verder over gekletst. Het was steeds: "mondje dicht". Als voorbeeld diende dan ook, hoe het met de collega's van het districtsbureau was afgelopen, als een goede waarschuwing. Ook hier heeft het geluk me niet in de steek gelaten.

In de loop van deze winter 1944/45 werden we verrast met een laatste stuiptrekking van "Adolf de Veroveraar". Zijn leger was nog steeds op de terugtocht na zware verliezen, o.a. bij Stalingrad. Uit berichten in de krant - en vooral via de Engelse zender - bleek ons, dat Duitse tankeenheden België waren binnengetrokken. Onder leiding van de toen nog beroemde Duitse generaal VON RUNDSTEDT waren ze in dit zogenaamde "Ardennenoffensief" al een heel eind op weg naar hun doel: o.a. de haven van Antwerpen. Bij slecht weer werden ze op- en tegengehouden door Amerikaanse troepen, die ze bij Bastogne hadden ingesloten. Een commandant van deze troepen kreeg toen het aanbod voor een vrije aftocht, wat door hem zonder meer werd afgedaan met de bekende uitdrukking: "Shit" of iets dergelijks en is hierdoor zelfs erg beroemd geworden. Hij had bovendien ook nog het geluk, dat het weer verbeterde en hij toen de volle steun van de Amerikaanse Luchtmacht kreeg. De opmars van de Duitse tanks werd hierdoor gestopt en verhinderd. Het eind van het liedje was, dat generaal VON RUNDSTEDT ook deze slag had verloren en door Hitler naar Duitsland werd teruggeroepen. Wij hebben van deze strijd alleen iets gemerkt, toen op Nieuwjaarsdag zwermen Duitse jagers laag over kwamen. Onze "vrienden", de jonge SS-politie-officieren, die op 2 december nog onze collega's van deportatie hadden "gered", waren ook snel verdwenen. Een volgende verrassing, vrijwel tegelijkertijd, was nog veel ingrijpender. Hitler had eindelijk de beschikking gekregen over zijn Geheime Wapen. Hieraan werd, ook in de kranten en bij commentaren via de Engelse zender, veel aandacht geschonken. Het betrof een vliegende bom, die, als V1 de "Victorie van Nazi-Duitsland” tot uitdrukking moest brengen. Het inzetten van dit wapen werd weer met veel tamtam gebracht. Zelfs werd als aanduiding de letter "V" van het morsealfabet namelijk twee korte en een lange toon elke dag uitgezonden. Het duurde maar even of dit teken werd ook door de geallieerden overgenomen; Churchil wilde hiermee kennelijk aangeven, dat die "morse V" ook van toepassing moest zijn op de strijd van onze bondgenoten. Wij konden heel goed zien, dat deze vliegende bommen vrijwel dagelijks in het Oosten van ons land, aan de overkant van de IJssel, werden gelanceerd. Volgens berichten in de krant en op de radio betrof het hier bommen, aangedreven door een raket. Ze vlogen niet erg snel in westelijke richting en kwamen soms erg laag over ons heen. Je kon ze duidelijk horen en zien aankomen. De grote uitlaatvlam aan de achterkant behoorde duidelijk tot de raketaandrijving. Later heeft men mij ook uitgelegd, dat de besturing en het vinden van het doel geheel in de bom was geprogrammeerd. Toch bleken ze nog niet volmaakt te zijn, want als de raket stopte vielen ze meteen naar beneden en ontploften. Het was natuurlijk de bedoeling, dat dit alleen boven hun doel zou gebeuren. Toch werden op hun weg naar Engeland daarbij ook veel inwoners van ons land gedood. Het was een luguber gezicht als je ze met die raketvlam over zag komen. Als je even later een knal hoorde, was hij neergestort en met welke gevolgen voor onze landgenoten? Doordat ze met hun uitlaatvlam goed opvielen en niet te snel vlogen zijn ze onderweg, ook boven Engeland, vaak door geallieerde jagers neergeschoten. Enige tijd later, nadat we net zo'n beetje aan deze bommen gewend waren, zagen we in het Oosten, boven hun lanceerplaatsen, een loodrecht opstijgende condensstreep gelijkend op die achter de overvliegende Amerikaanse bommenwerpers ontstonden. Wat dit betekende werd ons al snel duidelijk uit de vele geruchten en meldingen via pers en radio. Nazi-Duitsland had nu de beschikking gekregen over een nieuw, veel verschrikkelijker geheime wapen: de "V2" genoemd.. Dit bleek een "echte" raket te zijn, die hoger dan 100 km kon komen en dan boven zijn doel, dus onzichtbaar en geluidloos, naar beneden kwam. De besturing enzovoort was geheel elektronisch geregeld. Hier was kennelijk geen afweer tegen mogelijk. Ze richtten erg veel schade aan. Het geheel was erg beangstigend en veel erger dan het gebrom van de, nog steeds 's nachts overvliegende, bommenwerpers. Een "gewone" Duitse militair (geen SS’er) van de Wehrmacht, die achter ons huis bij een luisterpost dienst deed en daarbij ondergebracht in een schuurtje, wilde hierover wel met mij praten. Hij bleek aardig op de hoogte te zijn. Daarbij vertelde hij, dat die "V2-raket" van een hele nieuwe constructie was door Duitse raketdeskundigen. Hij kon geheel elektronisch geprogrammeerd op grote hoogte naar zijn doel worden gezonden. Deze "V-2" was zijn tijd ver vooruit. Hij durfde dit alle maal wel aan mij te vertellen: "omdat de oorlog toch al verloren was”...
In februari 1945 werden wij, via "inside-information", op de hoogte gebracht van een actie door de "ondergrondse", die 'nachts een vrachtauto wilden aanhouden. Deze zou wapens aan boord hebben. Toen ze hem in de buurt van restaurant De Woeste Hoeve hoorden aankomen, hebben ze er, terwijl hij na het negeren van een stopteken passeerde, op geschoten. Het bleek echter een grote BMW-personenauto met erg zware motor te zijn. De gevolgen waren funest! In deze auto zat namelijk de door een ieder gevreesde en gehate SS-Generaal und Polizeifuhrer: HANS RAUTER. Hij werd bij deze beschieting zwaar gewond en zijn chauffeur gedood. Net zoals bij vorige aanslagen tegen de bezetter waren de represailles verschrikkelijk. Alleen al in de buurt van de aanslag zijn bij "De Woeste Hoeve" honderden verzetsmensen en ook een aantal in kamp "Vught" gegijzelde autoriteiten gefusilleerd. Een later opgericht gedenkteken herinnert nog aan deze represailledaad van de Duitse legerleiding. Vervolgens heeft de bezetter weer zwaardere maatregelen, hoofdzakelijk ten behoeve van de voedselvoorziening, getroffen. Hieronder heeft de bevolking - vooral de mensen in het Westen van ons land - erg veel geleden. Dit was het begin van de later veel besproken hongerwinter.
Dat het met de brandstofvoorziening ook knudde was bleek o.a. uit een erg tekort aan benzine. De autobussen kregen dit niet meer en moesten zich dan ook behelpen met een houtgestookte generator achterop. Hierin werd het hout smeulend verbrand, waarbij gas vrij moest komen voor de motor. Zo ver was onze bezetter dus ook al gekomen....

Er was bijna geen voedsel en brandstof op de distributiebonnen te krijgen. Wij hadden daarbij het geluk, dat ik nog steeds het bij de "noodslachting" vrijgegeven vlees van mijn zeer gewaardeerde vriend, de dikke slager, kon kopen. Ook van bakker LEBBINK kregen we zo nu en dan nog een broodje, al was mijn voorraad graan bij de maalderij wel minder geworden. Het viel toen ook niet mee om een gezin van elf personen, waaronder een kind van nog geen jaar oud, te onderhouden.
Het door ons opgescharreld eten viel gelukkig niet in handen van de toen erg beruchte "Landwacht", die het gekregen voedsel van de arme etenhalers uit het Westen afpakten en in beslag namen. Ook bij boeren in de omgeving had ik toen wat suikerbieten opgescharreld. Die we in kleine stukjes hebben gesneden en in de wasketel op onze "Veldhuis-kachel" gekookt en daarbij het water laten verdampen. De hierna overgebleven stroop was weer goed voor op de boterham.
Om aan onze financiële verplichtingen te kunnen voldoen hebben we erg veel steun gehad van het gemeentebestuur. Toen ik me begin oktober daar had gemeld en opgegeven dat we evacués uit Ede in huis hadden gekregen, gaven zij de toezegging, dat wij natuurlijk financiële steun zouden krijgen. Zo ontvingen we maandelijks een bepaald bedrag, waarmee we ons goed konden redden.

In de lente ben ik toch maar begonnen om ons achtertuintje klaar te maken voor de verbouw van groenten. Ondanks de door de bezetter veroorzaakte moeilijkheden voor de ook nog steeds langs ons huis passerende mensen met oude handkarren om nog wat te eten op te halen. Gelukkig werkte het weer ook mee. Door de zachter wordende natuur liepen struiken en bomen al vroeg uit. Er zat al behoorlijk veel blad aan. Alleen buurman WILLEMSEN hield er andere ideeën op na. Hij had kennelijk wat rogge opgescharreld en was in zijn schuurtje begonnen met jenever stoken. Na enige tijd gelukte dit zeker elke keer beter en dan werden de buren uitgenodigd om eens te komen "pruven". Ze zaten dan in dat schuurtje rondom een teil half vol met de gestookte jenever. Met een borrelglaasje schepte je daarvan wat op en dan moest je om de beurt even "pruven". Vooral de oude buurman KUGEL had er veel(?) verstand van; hij keurde het altijd goed. Het was een koddig gezicht: die mannen rondom die teil en dan om de beurt met dat borrelglaasje wat jenever op te scheppen.
Je kon aan alles merken, dat het met Nazi-Duitsland steeds slechter ging. Er passeerden dagelijks plukjes mensen van de Wehrmacht, die zichtbaar op de vlucht waren. Er gingen trouwens ook steeds weer geruchten, dat onze bondgenoten met een nieuw offensief tegen Duitsland waren begonnen. Tegen veler verwachting in trokken ze begin februari 1945 met een grote legermacht uit Zuid-Nederland Duitsland in. Hieraan deden legereenheden van Engeland, Canada, Polen enz. mee. Begin april konden wij aan het gedonder en zware ontploffingen aan onze Oostgrens goed horen, dat daar wat aan de handwas. Ook kwamen steeds veel duikbommenwerpers over. Zodra er een trein in de richting Deventer of omgekeerd reed doken ze er op. Zo hadden ze in de buurt van Zutphen een munitietrein beschoten, waarvan een aantal wagons ontplofte. Dit konden wij goed horen en af en toe zien. Hierna vertelde men, dat ze hotel Bloemink aan de Loolaan hadden aangevallen. De Reichscommissar voor bezet Nederland, SEYS-INQUART, zou daar verblijven. Over het resultaat van deze beschieting hebben we niets meer vernomen.

Wel verwachtte iedereen dat nu onze bevrijding er aan kwam. Men was er erg optimistisch over.

En inderdaad, onder veel gedreun van vallende bommen en kanongebulder in de verte, zag ik in de vroege morgen van 15 april L945 uit de richting Zutphen een colonne militairen met platte Engelse helmen op, die in ganzenmars achter elkaar en gebukt door de greppel en in de berm van de Rijksweg sluipen. Dit waren voor mij toen de voorboden van ONZE BEVRIJDING. Je kunt je niet voorstellen, wat er dan in je omgaat. Dit prachtige nieuws - na 5 jaar bezetting door de Duitsers - dringt maar langzaam tot je door. Deze militairen, gevolgd door een colonne tanks, vrachtauto's, kleine voertuigen op rupsbanden (bren-carriers), keukenwagens enz. bleken Canadezen te zijn!!! Hun voertuigen stelden ze op in het weiland tegenover de huizen langs de Woudhuizerweg.
Intussen kwam er over de weg (voor ons huis langs) een burger aanlopen met een witte vlag in de hand en drie voor hem uitlopende Duitse militairen. Daarmee ging hij naar het kampement van de Canadezen. Hier droeg hij die Duitsers over aan een van de commandanten daar. Deze man was door de kinderen altijd "IJsbrand de Vries" genoemd. Het was voor ons toch weer een eigenaardige gewaarwording boven hetgeen ons later nog te wachten stond....

Hierna heb ik toch maar mijn overall aangetrokken en heb even mijn familie bezocht, die bij buurman SCHOUTEN, angstig door het vele schieten in de verte, in de kelder waren gekropen. Ik zag toen ook, dat achter het Woudhuis een boerderij daar in brand werd geschoten. Het was dus wel menens. Daarna ben ik achter ons huis naar een aantal Canadese militairen toe gelopen die daar stonden. Daarbij was ook een officier, die mij vroeg wat er aan de overkant van de weg zat. In mijn "beste" schoolengels heb ik hem toen verteld, dat er Duitsers (SS’ers) in de gebouwen zaten. Hierna ging hij tussen onze huizen staan en vuurde daarbij met zijn "sten" een salvo af. Hij kreeg daarna van de overkant vrijwel onmiddellijk antwoord, ook door een salvo uit een machinepistool. Hij wist nu kennelijk voldoende en bedankte mij vriendelijk voor mijn informatie, bood me een sigaret aan en liep vervolgens weg in de richting van hun kamp. Ik had in tijden niet gerookt, dus die Engelse sigaret viel me wel zwaar op de maag. Vervolgens ben ik naar mijn familie in de kelder teruggegaan en dat was maar goed ook. Enige tijd later werd er met zwaar geschut geschoten, kennelijk bedoeld voor de gebouwen aan de overkant van de weg. Toen we zagen, dat er niet meer werd geschoten ben ik door de tuinen naar ons huis geslopen en dat zag er niet best uit. Ons huisje had er aardig van langs gehad. De schoorsteen en veel dakpannen lagen er af en alle ruiten waren kapot. Met de hele familie hebben we daarna de glasscherven uit alle kamers op de vloerbedekking gelegd en toen buiten in de tuin neer gegooid. Daarna de boel een beetje opgeruimd, zodat er toch geslapen kon worden. Het was gelukkig niet koud. De weg was na het schieten geheel bedekt met boomblad en dat op 15 april....
   
Er werd ook nog steeds meer oorlogsmaterieel aangevoerd. Zo reed er o.a. een tank in het tuintje achter het huis van opa KUGEL. Op de zachte grond zakte deze daarin natuurlijk een eind weg; je kon de tuinbonen, die er in waren gezet, zo zien liggen. Trouwens ook de Duitsers lieten het er niet bij zitten en zetten een tank achter onze huizen vlak naast het schuurtje van buurman POT. Het duurde niet lang, of daarop werd geschoten. Het gevolg was, dat deze tankbemanning al gauw de benen nam. Eerst hebben ze echter de loop laten springen en daarna de tank in brand gestoken. Buurman's schuurtje heeft er wel van geleden. Op een van de eerste keren dat ik het Canadese kampement bezocht heb ik daar om wat "petrol" voor een lampje gevraagd. Ik kreeg zo een scheut in een fles mee. Dit heb ik in het petroleumlampje van familie SCHOUTEN gedaan, aangestoken en op de keldertrap gezet. Dat was trouwens niet erg handig, want de "petrol" bleek benzine te zijn. Later heb ik wel een fles met petroleum versierd. Ik kreeg deze toen van een der koks.     
De in het kamp verblijvende Canadese militairen hadden ook al snel in de gaten, dat er in ons huis jong vrouwvolk woonde. Het duurde dan ook niet lang of ze kwamen "even langs". Ze brachten dan chocola, sigaretten en ander snoepspul mee. Uit hun verhalen maakte ik op, dat ze begin februari - vanuit de omgeving Nijmegen en Groesbeek Duitsland waren binnen getrokken en vervolgens, na zware gevechten, weer over onze Oostgrens ons land waren binnen getrokken. Enige dagen geleden waren ze daarna bij Gorssel de IJssel overgestoken. Nu was het de bedoeling, dat ze hier even tot rust kwamen om daarna weer verder te trekken. Ze kwamen vrijwel dagelijks op bezoek. Een van hen, GEORGE, vermoedelijk een onderofficier, viel bij de oudste meisjes wel in de smaak. Hij vertelde, dat hij in Nova-Scotia woonde. Ik herinner me nog heel goed, dat hij erg bedreven was in het besturen van zijn motor, een Harley- Davidson. Hij stalde deze altijd in het steegje naast ons huis en als hij wegreed gaf hij daarbij een dot gas en stond dan in een keer andersom. Ook herinner ik me nog, dat hij als kaderlid (?) gemakkelijk de beschikking over een Jeep kon krijgen. Dit bleek, toen het zoontje van familie SCHOUTEN na het weggooien van een granaat (waarbij deze ontplofte) een kleine wond aan zijn dijbeen had opgelopen. Toen George dat hoorde, kwam hij erg vlot met een Jeep aanrijden en riep mij en de jongen toe om in te stappen. Hierna reed hij, via de smalle binnenwegen, met grote snelheid naar de St.Joseph-Stichting aan de Deventerstraat. Daar trad hij erg resoluut op met gevolg, dat een der doktoren zich onmiddellijk over het kind ontfermde, de beenwond behandelde en daarna verbond. De jongen heeft er nadien niets aan overgehouden. Dit voorval is me altijd bijgebleven, niet alleen omdat George zo resoluut optrad maar ook, omdat ik toen, voor de eerste keer van mijn leven, in een Jeep had gereden en hoe!!!
In die tussentijd was voor Apeldoorn ook, en wel op 17 april 1945, de bevrijding gekomen. Even later hoorden we, dat ook nog meer grote plaatsen, zoals Zwolle, Groningen en Leeuwarden, op dezelfde datum waren bevrijd. Hoewel ik weinig van die bevrijding heb gemerkt, ben ik een dag later toch maar naar ons groepsbureau gereden. Daar heb ik me gemeld bij mijn directe commandant: opper J.G.VAN BRUSSEL en heb toen ook enkele collega's ontmoet. Men was kennelijk aan het reorganiseren geslagen, want alles stond op zijn kop. Ik voelde me als een kat in een vreemd pakhuis en begreep, dat er ook voor VAN BRUSSEL nogal wat verandering was gekomen. Er was namelijk een collega: opper D.F.A. v.d. BERG, afkomstig van de voormalige Rijksveldwacht, als vervangend commandant, aan hem toegewezen. In de toekomst zou ik nog veel met deze man te maken krijgen.... Als klap op de vuurpijl werd mij toen ook verteld, dat we over enkele dagen weer op detachement moesten. Nu om in het door inwoners verlaten Arnhem toezicht te houden in een der Noordelijke buitenwijken - De Geitenkamp - op het clandestien binnenkomen van “vreemden”.     
    
Onder leiding van opper VAN DEN BERG zijn we op de fiets met een man of 15 richting Arnhem gereden. Daar aangekomen bleek, dat we in een door de Duitsers kennelijk in grote haast verlaten school zouden werden ondergebracht. Zo goed en zo kwaad als het ging, hebben we die eerst een beetje bewoonbaar gemaakt, Er was niets! Wel vonden we in een kamer wat Duits brood. Omdat er niets anders was hebben we hiervan gegeten. Nou dat heb ik geweten. Hier ben ik dan ook de eerste de beste nacht al goed ziek van geweest: het was "spuwen, braken en overgeven”. Gelukkig kregen we de volgende dag al bezoek van een Canadese officier, vergezeld van een Rode Kruis-zuster. Aan hen hebben we toen verteld, hoe slecht het hier met het eten voor ons was geregeld. Dat scheen niet tegen dovemansoren te zijn gezegd, want al gauw kwamen ze met een vrachtauto vol beddengoed en met alles wat eet- en drinkbaar was. Die officier legde mij toen uit (hij had zeker begrepen, dat ik zijn Engels getinte uitleg had verstaan) dat er veel gedroogd voedsel, o.a. vlees, aardappelen enz. bij was. Hij wilde bij het gedroogde vlees toen vertellen wat voor soort het was en gebruikte toen het woord: "motton" of zoiets. Ik kon er niet uit opmaken, wat hij bedoelde. Na mijn vraag om uitleg kroop hij zelfs over de vloer en mekkerde daarbij. Ik zei toen "Oh yes, sheep", waarop hij erg blij met "Yes" antwoordde. Ik leidde daaruit af, dat hij uit de Franse hoek van Canada kwam. Hij gebruikte het woord "motton" i.p.v. "mouton" voor “schaap” z'n Frans-Engels.....
De Rode-Kruis-zuster deed ook mee en waarschuwde ons zelfs om de thee niet te sterk te drinken; dat was slecht voor de zenuwen. Het gevolg was wel, dat mijn collega's op aandringen van opper VAN DEN BERG, mij als kok aanwezen. Ze vonden, dat ik goed met die Canadezen kon "poekelen". Voor de toekomst was het eten dus al geregeld... Om het klaar te maken, hadden ze in de buurt een aantal pannen en een fornuis "georganiseerd", waar ik me eerst maar mee moest zien te redden. Dit viel echter niet altijd mee. Het was een hele toer om dat gedroogde spul eetbaar op tafel te krijgen. Als ik dan nog denk aan de - door toevoeging van water aan de gedroogde aardappelen - verkregen pap, die onder in de pan aanbrandde en bovenin nog maar net warm was, ja dan breekt het zweet me nog uit. Ook dit kok zijn was een hele opgave. Ik kocht ze dan eerst maar om met crackers "belegd" met marmelade...
Met patrouillelopen ging de tijd vrij snel voorbij. Wij kregen daarbij wel medelijden met die arme Arnhemmers, die, als ze straks na hun evacuatie bij terugkomst, hun leeg geroofde huizen weer bewoonbaar moesten maken. Ook hadden mijn collega’s tijdens hun vrije tijd wat rondgeneusd en bij de school wat wapens en munitie gevonden. We vermaakten ons daarmee door met lichtspoormunitie op portretten van Hitler c.s. te schieten. Terwijl we net een beetje gewend waren, kregen we gelukkig het bericht, dat onze detachering in Arnhem voorbij was en dat we weer naar huis terug konden. Bij het klaarmaken voor ons vertrek kregen we nog bezoek van "wachtmeester" WIERING. Het leek wel, of hij op ons vertrek gewacht had. Ik herkende hem nog wel van de tijd in l94l, dat ik aan de Eusebiussingel in Arnhem bij die verkeersbrigade was ingedeeld en hij mij instructie gaf bij het besturen van een Indianmotor met zijspan. Ik heb dit maar niet aan hem laten merken. We wisten toen natuurlijk nog niet, dat ik hem in 1967 bij de Rijkspolitie zou opvolgen als commandant van de verkeersgroep Nijmegen.... Hierna zijn we op de fiets naar huis terug gereden. Thuis aangekomen bleek mij, dat daar ook veel veranderd was. Niet alleen, dat de Canadezen weg waren, maar ook de ouders van Evie met zusters en broertje waren vertrokken. Hoe ze die reis naar Ede versierd hadden, weten we nog steeds niet. Evie en ik moesten er toch ook nog wel even aan wennen om weer met zoon en hondje alleen te zijn. In ons land was ook veel veranderd: op 5 mei 1945 hadden Generaal FOULKES: commandant geallieerde strijdkrachten in Nederland en PRINS BERNHARD, als opperbevelhebber van ons leger, met generaal BLASKOWITZ, commandant van de Duitse troepen in Nederland, een wapenstilstand gesloten in hotel "De Wereld" in Wageningen. Hieraan was vooraf al een overeenkomst van onze Geallieerden met de Duitsers gesloten. Grote groepen bommenwerpers gooiden pakketten voedsel uit zoals Zweeds wittebrood(!), chocola, sigaretten en nog veel meer, vooral boven de grote steden als Amsterdam, Den Haag enzovoort. De oorlog is voorbij!

 
Over de schrijver. Ynema werd op 13 februari 1 I 15 te Gonningfeld (Dld) geboren en trad op 1 maart 1941 in dienst bij het Korps Rijksveldwacht en vervolgens bij de Marechaussee. Op 1 januari 1946 werd hij in de rang van wachtmeester 1e kl. aangesteld bij het Korps Rijkspolitie, ter standplaats Apeldoorn (districtsstaf). Op 1 augustus 1946 ging hij naar de verkeersgroep Apeldoorn en op l mei 1958 werd hij commandant van de verkeerspost Harderwijk. Op 1 oktober 1964 werd hij aangewezen als groepscommandant te Haaften. Hij werd op 1 februari 1955 bevorderd tot opperwachtmeester en op 1 oktober 1964 tot adjudant.

Zoekhulp
Er staan op onze site al meer dan 2000 artikelen waarvan sommige ook nog met meerdere pagina’s. Als je iets specifieks zoek is het natuurlijk niet te doen om al die documenten even na te lopen. Daarom deze leeswijzer / zoekhulp.
Vervolg zoekhulp....